Duizendstrook
In de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON) van 1997 stonden nog geïllustreerde opgaven over de inhoud van een benzinetank die al voor driekwart leeg is. In de PPON van 2004 zie ik zo’n som niet meer, en dat lijkt me terecht, want kinderen zegt die context niet veel meer, nu ze al jaren achterin de auto in de gordels moeten zitten en geen uitzicht hebben op de meters in het dashboard van de auto. Ik heb als kind wel vaak gekeken naar de kilometerteller van de auto. In de peilingen van 1997 en 2004 stonden sommen over de gasmeter. ‘Hoeveel m3 gas kan er nog gebruikt worden voor de meter weer 00000,000 m3 aanwijst?’ Ik vraag me af hoeveel kinderen ooit hebben gekeken naar het verspringen van de getallen op een gas- of watermeter.
Omdat ‘doen’ nog veel leerzamer is dan ‘kijken’, volgt hier een pleidooi voor de duizendstrook, die ik zelf als kind op de Montessorischool maakte.
Het maken van de duizendstrook (ook wel ‘duizendrol’, of nog veel grappiger: ‘honderdrol’) was zo’n werkje voor tussendoor, waar je aan werkte als er niet genoeg tijd meer was voor een andere taak, of tijdens het voorlezen. Op zeker moment werd het ook een soort rage in de klas en zaten we langere tijd aan de duizendstrook te werken.
Van een stapel ruitjespapier (hokjes van 1 cm2) knipten we stroken met een breedte van 4 of zelfs 5 ruitjes. Die werden steeds aan elkaar geplakt en erop werden de getallen vanaf 1 tot en met duizend of zelfs verder geschreven. De duizendstrook werd opgerold in het laadje bewaard, met een paperclip erop om spontaan uitrollen te voorkomen.
Ik had er plezier in, in de regelmaat van het schrijven van die getallen en in het oefenen van mijn handschrift. En ik begon te spelen met de volgorde van schrijven: het getal schrijven van links naar rechts, het getal schrijven in de volgorde waarin je het uitspreekt (dus bij 376 eerst de 3, dan de 7 en als laatste de 6 opschrijven), een tijdje alleen aan de meest rechtse kolom werken en daarna pas de kolom van de tienen invullen. Of eerst de kolom van de honderden een tijd aanvullen (hoeveel hokjes eigenlijk?), dan de tienen en dan pas de enen. Zo krijg je wel besef van de positiewaarde van een cijfer in een getal. De 3 in de kolom van de honderden schrijf je ook werkelijk 100 keer!
Ik ben een keer opnieuw begonnen, omdat ik de duizendstrook netter wilde maken en ook langer, waarvoor ik moest overstappen op stroken van 5 ruitjes breed. We vergeleken de stroken met elkaar: hoe ver ben jij al? En gek, je had zelf die getallen geproduceerd, maar kon ze niet zo één-twee-drie uitspreken.
Wie bij de duizend was aangeland had een mijlpaal bereikt en dat werd als volgt gevierd: met een vriend of vriendin mocht je buiten de duizendstrook uitrollen en kijken hoe lang hij intussen was geworden. Ik weet niet meer met wat voor resultaten we dan terugkwamen: 2 panelen van het hek, zoveel stappen, van de kastanjeboom tot de muur?
Wat ik me niet herinner is of de leerkracht stimuleerde dat we vergeleken en benoemden hoe ver we met onze duizendstroken waren. En ik weet ook niet meer of de leerkracht zag dat we zaten te experimenteren met het schrijven van hele getallen of met aparte kolommen en ons liet nadenken over de voor- en nadelen. Als ik nu leerkracht was zou ik dat in ieder geval wel doen.